Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

 

Wet van 14 februari 1994, houdende wijziging van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de verdeling van de middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van het beleid inzake de stadsvernieuwing aansluit op de behoefte, dat de beheerders van de stadsvernieuwingsfondsen aan het Rijk verantwoording afleggen over de besteding van die middelen, dat de voor de stadsvernieuwing bestemde gelden kunnen worden gebruikt voor de aflossing van leningen ter zake van stadsvernieuwing, en dat enkele andere bepalingen uit de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing vervallen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III
De artikelen 39 tot en met 42 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, zoals deze laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van artikel I van deze wet, blijven van toepassing op de verlening van geldelijke steun als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van eerstgenoemde wet voor kalenderjaren die vóór de datum, bedoeld in artikel V, eerste lid, zijn verstreken, en op de besteding van en de verslaglegging over die geldelijke steun.

Artikel IV
Tot het tijdstip waarop een wijziging van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing in werking treedt waarbij gevolgen worden verbonden aan het niet binnen de in artikel 42 van genoemde wet, zoals door deze wet gewijzigd, gestelde termijn aan het Rijk uitbrengen van het in dat artikel bedoelde verslag, zijn daaraan, ten aanzien van de gemeenten die een jaarlijkse bijdrage van het Rijk hebben ontvangen, de financiële gevolgen verbonden die artikel 42, vierde lid, van genoemde wet, zoals laatstelijk luidend voor inwerkingtreding van artikel I van deze wet, verbond aan het niet binnen de in het eerste lid van laatstgenoemd artikel gestelde termijn door die gemeenten aan Gedeputeerde Staten uitbrengen van het verslag, bedoeld in laatstgenoemd lid.

Artikel V
1
De artikelen I, III en IV treden in werking met ingang van 1 januari van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar.
2
Artikel II treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Lech, 14 februari 1994
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
e
Heerma
Uitgegeven de achtste maart 1994
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin